donderdag 27 februari 2014

Vogels voeren


Al glijdend komt Joyce aangerend. Rode blozende wangen van de kou. Haar muts hangt wat scheef op haar hoofd. In de haast om naar huis te komen heeft ze snel haar jas, muts, sjaal en wanten aangetrokken. Juf heeft vandaag speciale aandacht besteed aan het bijvoeren van de vogels. “Als het vriest, vertelde juf, kunnen de vogels wel wat extra voeding gebruiken. ”. Juf vertelde over vetbolletjes, maar ook over stukjes brood en een slinger geregen van doppinda’s. Speciaal voor merels kun je rozijntjes bijvoeren. De rozijntjes moeten dan wel eerst geweld worden in warm water. Na een kwartiertje kun je ze dan op een plekje op de grond in de tuin gooien. Als het gesneeuwd heeft, eerst een stukje grond sneeuwvrij maken en dan kleine stukjes brood en rozijntjes hierop uitstrooien. Met de rozijntje en doppinda’s nog in gedachten doet ze de keukendeur open, terwijl ze roept: “Mam, hebben wij nog rozijntjes?”. “Ja, die hebben we wel, zegt moeder. Kom eerst maar even zitten en vertel me maar waar je het voor nodig hebt.” Joyce verteld haar moeder in geuren en kleuren wat juf allemaal heeft vertelt. Samen met haar moeder welt ze de rozijnen, snijdt ze het brood in kleine stukjes. Aan het eind van de middag hangt er ook nog een mooie lange dop-pinda-ketting tussen de bomen, waaraan de mezen zich te goed kunnen doen. Met een blos van het ingespannen werken kijkt Joyce naar buiten hoe alle vogels zich te goed doen aan haar ijver.

Hooggevoelige kinderen voelen zich verbonden met de natuur en als ze horen dat vogels in de winter, als het vriest of sneeuwt, bijgevoerd mogen worden, staan ze als eerste op de bres voor deze gevleugelde vrienden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten