Al glijdend komt Joyce aangerend. Rode blozende wangen van
de kou. Haar muts hangt wat scheef op haar hoofd. In de haast om naar huis te
komen heeft ze snel haar jas, muts, sjaal en wanten aangetrokken. Juf heeft
vandaag speciale aandacht besteed aan het bijvoeren van de vogels. “Als het
vriest, vertelde juf, kunnen de vogels wel wat extra voeding gebruiken. ”. Juf
vertelde over vetbolletjes, maar ook over stukjes brood en een slinger geregen
van doppinda’s. Speciaal voor merels kun je rozijntjes bijvoeren. De rozijntjes
moeten dan wel eerst geweld worden in warm water. Na een kwartiertje kun je ze
dan op een plekje op de grond in de tuin gooien. Als het gesneeuwd heeft, eerst
een stukje grond sneeuwvrij maken en dan kleine stukjes brood en rozijntjes
hierop uitstrooien. Met de rozijntje en doppinda’s nog in gedachten doet ze de
keukendeur open, terwijl ze roept: “Mam, hebben wij nog rozijntjes?”. “Ja, die
hebben we wel, zegt moeder. Kom eerst maar even zitten en vertel me maar waar
je het voor nodig hebt.” Joyce verteld haar moeder in geuren en kleuren wat juf
allemaal heeft vertelt. Samen met haar moeder welt ze de rozijnen, snijdt ze
het brood in kleine stukjes. Aan het eind van de middag hangt er ook nog een
mooie lange dop-pinda-ketting tussen de bomen, waaraan de mezen zich te goed
kunnen doen. Met een blos van het ingespannen werken kijkt Joyce naar buiten
hoe alle vogels zich te goed doen aan haar ijver.
Hooggevoelige
kinderen voelen zich verbonden met de natuur en als ze horen dat vogels in de
winter, als het vriest of sneeuwt, bijgevoerd mogen worden, staan ze als eerste
op de bres voor deze gevleugelde vrienden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten