zondag 22 juli 2012

Nautilusschelp


Enthousiast komt hij op me afgerend, Wouter, een jongen van twaalf. Ik heb het genoegen om Wouter te mogen begeleiden in de tuin, als onderdeel van zijn therapiesessie. Wouter is een zeer pienter ventje met een ruime interesse en kennis van zaken die zich afspelen in de natuur. “Hoi, Nelleke”, zegt hij tegen mij en bijna over zijn eigen woorden struikelend begint hij te vertellen over het voorwerp dat hij in zijn handen draagt: een Nautilusschelp. Vol interesse kijk ik naar de waardevolle schat in zijn handen, terwijl hij vertelt. Hij heeft deze mooie schelp van zijn opa en oma gekregen, na hun vakantietrip, in Amerika. Wouter, met zijn oog voor detail, wijst mij op de parelmoerachtige kleur van de schelp en de vlakken van de schelp die steeds groter worden. Als ik de schelp voorzichtig vast mag houden, word ik stil van dit wonderlijke schepsel van de natuur. Ik weet wel het een en ander van de schelp, maar fysiek heb ik hem nog nooit in handen gehad.  Ik vind het leuk dat ik Wouter iets over zijn geschenk van opa en oma kan vertellen. Ik vertel: “Als je de Nautilusschelp opent zie je een spiraal. Het diertje begint namelijk heel klein en vormt van kalk een schelp om zich heen”. Verder kan ik Wouter vertellen dat er na precies 28 dagen van groei, het diertje eruit kruipt en een nieuw kamertje maakt. Het diertje  volgt de maanstand. Door deze kamertjes zie je een spiraalvorm ontstaan. Aangezien Wouter een intelligente jongen is kan ik hem ook iets vertellen over de spiraal. De grootte (inhoud) van de  kamertjes, die steeds groter worden,  is te berekenen, volgens een vaststaande methode. Deze methode wordt de Fibonaccireeks genoemd. Het is een rekenmethode waarin wordt aangegeven hoe bepaalde onderdelen zich tot elkaar verhouden. Het 1ste kamertje is dan 1, het 2e kamertje is 0 + 1 = 1, het 3e kamertje is 1 + 1 = 2. Het 4e kamertje is 1+ 2 = 3. Het 5e kamertje is 2 + 3 = 5. Het zesde kamertje is 3 + 5 = 8“Ha, zegt Wouter lachend, ik weet dan welke de volgende is!”. “Nou, zeg ik, wat is de volgende?”. “Dertien”. “Geweldig, Wouter, je hebt het helemaal door”. Een slimme jongen die Wouter!

Sommige kinderen kunnen en hooggevoelig zijn en hoogbegaafd. Het zijn vaak kinderen die niet op willen vallen en daarom worden hun uitmuntende cognitieve prestaties niet herkent. De kans is groot dat ze hierdoor onderpresteren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten